Er zijn mensen tegenwoordig die kiezen voor een vrijwillige dood bij, wat zij vinden, een voltooid leven. Alsof wij ooit zelf kunnen bepalen wanneer ons leven voltooid is.
Ik moest aan dit gesprek over de dood tussen Carlos Castaneda en Juan Matus denken. Een vriend haalde het aan op een forum. Het gesprek gaat zo:
“Vertel me, don Juan,” zei ik om het gesprek op een andere toon te beëindigen, “wat in ons is het dat dood gaat? Ik heb je er zo vaak over horen praten, maar je hebt het eigenlijk nooit gedefinieerd voor mij.”
“Mensen zijn wezens die dood gaan”, zei hij.
“Toltecs zijn ervan overtuigd dat de enige manier om grip te krijgen op onze wereld en op wat we daarin doen, is door volledig te accepteren dat we wezens zijn die op weg zijn dood te gaan. Zonder deze basisacceptatie is alles onhanteerbaar: ons leven, wat we doen en de wereld om ons heen.”
“Maar is alleen de acceptatie hiervan zo bepalend?” Vroeg ik quasi-protesterend.
“Daar kun je donder op zeggen!” zei don Juan glimlachend. “Het is echter niet alleen de acceptatie die het doet. We moeten die acceptatie belichamen en helemaal doorleven. Toltecs hebben door de eeuwen heen gezegd dat het zicht op onze dood het meest ontnuchterende beeld is dat er bestaat. Wat er mis is bij ons mensen, en sinds mensenheugenis mis is geweest, is dat we, zonder het ooit in zoveel woorden te zeggen, geloven onsterfelijk te zijn. We gedragen ons alsof we nooit zullen sterven – een kinderlijke arrogantie. Maar schadelijker nog dan dit gevoel van onsterfelijkheid is het gevoel dat we dit onvatbare universum met onze verstand kunnen begrijpen.”