Diversiteit speel allerwegen momenteel. In een stad als Rotterdam, waar ik midden in woon, komen alle culturen samen. Behalve voor levendigheid schept het ook allerlei conflicten. Je ziet dat daar op allerlei manieren op gereageerd wordt. Sommigen zien vooral de bedreiging en sluiten zich af, anderen stellen zich grenzeloos open en velen van ons zitten daar ergens tussen in.

Vanuit Toltec perspectief is diversiteit een kans om ruimer, inclusiever en krachtiger te worden zowel als samenleving als persoonlijk.

Diversiteit in de samenleving

Mares haalt het voorbeeld aan van de ridders van de Ronde Tafel:
Degenen die met Arthur aan de ronde tafel zaten waren inderdaad ridders. Maar zo begonnen ze niet. Het waren tegendraadse, discriminerende en elkaar bevechtende koningen en vorsten die destijds voor chaos en conflict zorgden tussen de landen die samen het verenigde Engeland zouden vormen. Het was Arthur die hen trouw liet zweren aan dat waar de Ronde Tafel voor stond: de Eenheid van alle leven, waarin niemand belangrijker is dan de ander. Ieder mens is uniek, vertegenwoordigt een deel van het Ene Leven en is daarom onmisbaar en nodig.”
Dat soort maatschappelijk leiderschap wordt van ieder van ons gevraagd. Discrimineren werkt niet, pamperen werkt niet. Dit soort leiderschap vraagt om kracht en openheid tegelijk.

Diversiteit op persoonlijk vlak

Op persoonlijk vlak is het niet zo veel anders. Ook in mezelf leeft een grote diversiteit en ook daar is de opdracht om alle verschillende aspecten die ik in mezelf vind, te integreren of te verenigen.
Ik kan de voorkeur geven aan vrede boven het gevoel van boosheid. Ik kan harmonie verkiezen boven het conflict. Of goed voelen boven het gevoel me niet zo goed te voelen. Maar uiteindelijk kom ik daar niet mee weg. Ik moet ze echt bij elkaar brengen. Dat is integriteit – één geheel zijn – en dát leidt tot kracht.

Kracht, een praktisch voorbeeld

De afgelopen week was ik voor de tweede keer mopperig (boos dus) toen ik had afgesproken met een paar ‘succesvolle, slimme en snelle’ vrienden. Dit gedrag was nieuw en afgezien van het feit dat ik het niet prettig vond, zag ik dit als een goed teken: het contact wat we hadden was leuk, ik was ‘leuk’, maar er ontbrak voor mij iets aan en ik kon dat niet langer verbergen.
Mijn onvrede was zo zichtbaar voor ieder dat ik er niet aan ontkwam iets mee te doen. Ik sprak af met degene die de belangrijkste aanleiding was voor mijn onvrede – dat was mijn eerste actie – en dat dwong me om nu echt te gaan kijken wat me al lang dwars zat.
Ik zag een levenslang patroon van onder de indruk zijn van, wat ik waarnam als, ‘succesvolle, slimme en snelle’ mensen. Ik gebruikte mijn boosheid om helderheid te krijgen wat hieraan ten grondslag lag en om te zien wat er aan de orde was en dat vervolgens in actie om te zetten. Ik heb er een week mee rondgelopen en plots zag ik er door heen: dat ik de macht buiten me had gelegd bij de ander. De (oude) illusie van de angst ieder te verliezen als ik me vrij zou uitdrukken.
Met dat ruime gevoel van kracht ben ik mijn vriend tegemoet getreden en heb vrijuit gezegd wat ik te zeggen had. We hadden een prima ontmoeting, prettig en open qua sfeer en persoonlijk. Ook zakelijk kwamen we tot de een helder inzicht wat ons te doen stond.